REF: R20504
| Prijsvork: | €10.000,00 - €25.000,00 |
| Omschrijving: | Chodor |
| Afmetingen: | L314xB210 |
| Herkomst: | Centraal Azië, Turkoman |
| Periode: | 1880-1940 |
| Medium: | pool: wol / ketting en inslag: wol |
| Techniek: | Hand geknoopt |
Alle kleuren van de foto’s kunnen afwijken van de realiteit. Alle prijzen en afmetingen vermeld op de website, zijn louter indicatief en niet bindend. Mogelijks zijn sommige tapijten die nog online staan, niet meer beschikbaar in de showroom.
De Chodor nomaden maken deel uit van de grote familie van de Turkmeense volkeren.
Turkmenen verblijven in noordoost Iran, noordwest Afghanistan, en ten zuiden van de stad Buchara. Hun tapijten verkochten zij steeds in de bazaar van Buchara, een stad waar weliswaar nooit tapijten geknoopt werden. Aldus ontstond de verwarring en de oorsprong van het misplaatst gebruik van de term “Buchara-tapijten”. De eerste Westerse kopers hadden deze goederen in Buchara ontdekt en waren overtuigd dat deze stad ook de bron was van deze gevarieerde productie. Pas rond het begin van de 20ste eeuw heeft men getracht op een meer wetenschappelijke manier de Turkmeense stammen te onderscheiden en hun tapijten nauwkeuriger te bestuderen.
De term “Buchara-tapijt” is echter nog niet helemaal uitgestorven en wordt vaak vulgariserend gebruikt om de Turkmeense tapijten aan te duiden.
De aanwezigheid van de Chodor in Centraal-Azië, wordt al in de 11de eeuw genoteerd op het schiereiland Mangyshlak (Transkaspische provincies).
In de 18de eeuw verplaatsen zij zich echter zuidwaarts naar het Khanaat van Khiva, en tot in de 19de eeuw nog verder zuidwaarts naar het noorden van Afghanistan.
Kenmerkend voor dit volk is een rijk aanbod geweven en geknoopte gebruiksobjecten en tentdecoraties in alle mogelijke formaten en vormen.
Vaak wordt in de Chodor-tapijten ook de zogenaamde ertmen-göl gebruikt. De meeste Turkmeense stammen gebruiken regelmatig een eigen göl of veelhoekig schildje dat zich door het hele vlak van hun tapijt herhaalt.
De origine van het woord ertmen is tot op heden etymologisch niet duidelijk verklaard.
Turkmenen zouden de afstammelingen zijn van Oghuz Khan, kleinzoon van Japheth.
Ongeveer 2.000 jaar geleden verlieten de Turkmeense stammen de Aziatische steppe en rukten westwaarts op naar Centraal Azië. Later bereiken zij ook Perzië, Syrië en Anatolië. Daar zijn ze vaak de naam bekend onder de naam van Oghuz-Turken.
Het Turkmeense volk bestaat uit een twintigtal volksstammen. In de landen waar zij vertoefden waren zij dikwijls in open conflict en in opstand tegen het bewind. Onafhankelijk werden zij echter zelden, op twee uitzonderingen na: de Karakoyunlu (Zwartschaap) en de Akkoyunlu (Witschaap). Zij stichtten in de 14e en 15e eeuw dynastieën die een belangrijke rol speelden in het politieke landschap van die tijd.
Veel documentatie is er echter niet bewaard over de staatsstructuren en de cultuur. De voornaamste bron is de ‘Genealogie’ van Abdul Ghazi (1660).
Tot in de 20e eeuw leven de Turkmeense nomaden voornamelijk van veeteelt.
Ongeveer 1 miljoen Turkmenen in Uzbekstan en Turkmenistan.
Ongeveer 100.000 Gurgan en Khorassan.
Ongeveer 200 à 300.000 Afghanistan.
Elke Turkmeen leeft in een yurt en maakt deel uit van een familie (in de ruime zin van het woord).
Kleinste groep (enkele yurten) is een obe. (Een obe beschikt over een individueel dier uit de kudde.)
Verscheidene obe vormen een tireh of tak van de stam.
Verscheidene tireh vormen een teyefeh, of sub-stam. (Iedere teyefeh beschikt over de kudde).
De stam, of Khalk is gevormd door verscheidene teyefeh.
Volgens het aanzien van de teyefeh, was hun plaatsing op de zomer of winterweiden min of meer gunstig bepaald.
Enkele bekende stammen:
Salor, Tekke, Yomud, Goklan, Arabatchi, Saryk, Ersari, Chodor, Beshir
Het gebeurt vaak dat naargelang de bronnen uit de literatuur, bepaalde volksstammen dan eens als khalk, dan eens als teyefeh gecatalogeerd worden.